"Je moet het vuur doorgeven, niet de as"

Sinds 1 september staat Anton Smagghe als secretaris-generaal aan het roer van de 
Federatie Vrije Beroepen. Een dag eerder was hij nog Verbondscommissaris bij de 
Scouts en Gidsen Vlaanderen. En daarvoor achtereenvolgens brandweerman en 
starterscoach. Van afwisseling gesproken. 

“Ik ben heel nieuwsgierig van aard en wil elk soort wereld ontdekken. Die van het vrije beroep ken ik nog niet goed, maar zo kan ik onbevooroordeeld beginnen.” 

Heb jij bij de scouts gezeten?”, vraagt Anton Smagghe me zowat meteen na zijn begroeting. Hij mag dan intussen een maand bezig zijn als secretaris-generaal, wanneer ik hem in augustus zie, is hij toch nog vooral topman van Scouts en Gidsen Vlaanderen. Na de plechtige belofte wel zeker mijn kinderen naar de scouts te sturen, vraag ik hem of hij klaar is om te starten. 

“Het is echt razend druk tot op het einde. Eind augustus houden wij ons traditioneel startweekend voor de leiding, in totaal zo’n 4.000 mensen. 
Daar komt veel bij kijken. Natuurlijk heb ik wel al nota’s van de Federatie doorgenomen en mij in een aantal documenten verdiept. Maar eigenlijk leer ik sowieso het liefste vanuit de praktijk. 
In mijn eerste weken plan ik dan ook zoveel mogelijk gesprekken om echt voeling te krijgen met de sector.”

Heb je eigenlijk een link met het vrije beroep?

“Aan mijn vaders kant zitten veel familieleden in de advocatuur. Met een 
bevriende advocate richtte ik een vzw op (SociaalNetwerkPlan, zie inzet) die mensen met juridische problemen individueel begeleidt. Zo heb ik toch wat inzicht gekregen in de uitdagingen voor de sector. En voor de rest ben ik bij de notaris langs geweest toen ik mijn huis kocht (lacht). “

Om topman van de scouts te worden, moeten ze je vragen. Voor deze job als secretaris-generaal moest je solliciteren. Je wou de job echt graag? 

“Zeker. Ik was bij de scouts nu drie jaar bezig en kon voor nog eens drie jaar gekozen worden. Ik wou wel eens weten wat ik zou doen mochten ze me niet opnieuw verkiezen. Daarom ben ik doelgericht bij een aantal organisaties gaan zoeken naar vacatures, maar ik heb slechts voor één gesolliciteerd: deze.” 

Nochtans lijkt je keuze voor een buitenstaander contradictorisch. Om het met clichés uit te drukken: van de jonge, dynamische, no-nonsense scoutslieden naar de conservatieve, statusgebonden vrije beroepen. 

“(lacht) Maar in je cliché zit meteen ook een contradictie. Want onze scoutsjongeren zijn soms conservatiever dan je zou denken. De meeste leiders doen gewoon wat ze gezien en geleerd hebben toen ze zelf als kind in de scouts zaten. Maar dat is niet altijd toekomstgericht. Wij moeten onze mensen vaak uitdagen om tradities los te laten en 
vernieuwend te zijn. ‘Je moet het vuur doorgeven, niet de as’, zei ik hierover eens op een speech voor leiders. Voor vrije beroepen is dit wellicht niet anders. Sommigen zullen zich bedreigd voelen door de vernieuwing en de evoluties. Maar willen vrije beroepen relevant blijven, dan moeten ze beseffen dat ze in die evoluties moeten meegaan. Zonder hun eigenheid te verliezen.” 

En welke evoluties zijn dat volgens jou?

“Ik ken natuurlijk nog niet de finesses van elk beroep afzonderlijk. Maar algemeen denk ik dat mensen veel minder gevoelig zijn voor de status van vrije beroepen. Vroeger ging je gewoon naar de dokter, nu zoek je op voorhand op Google wat je zou kunnen hebben. In die zin moeten vrije beroepers meer ondernemend zijn. Onlangs leerde ik iemand kennen die instond voor de branding en marketing van een tandartsenpraktijk. Twintig jaar geleden zou zoiets toch ondenkbaar zijn 
geweest? Dat bedoel ik."

Willen vrije beroepers relevant blijven, moeten ze meegaan met de evolutie

"Naar buiten treden en tonen welk verschil je kan maken. De technologische evolutie speelt zeker ook in het vrije beroep een grote rol. Heel wat taken van vrije beroepen kunnen perfect door een computer overgenomen worden. Maar dat vertrouwen, die persoonlijke band, dat kan een computer nooit overnemen. Daar ligt de meerwaarde voor vrije 
beroepers. In die zin moeten ze technologie niet zozeer als bedreiging zien, maar eerder als kans om het verschil te blijven maken.” 

Een ander belangrijk dossier dat je op je bord zal krijgen, is burn-out bij vrije beroepers en het project dat we samen met UNIZO hierrond op poten zetten. Als je er de statistieken bij neemt, ziet het er niet goed uit. 

“Ja. Een burn-out kan iedereen treffen. Ook bij de Scouts en Gidsen kreeg ik ermee te maken. En er is nooit één oorzaak. In mijn ervaring is het altijd een samenloop van omstandigheden. Het belangrijkste is om het bespreekbaar te maken, om preventief te werken en te wijzen op een goede werk-privébalans. Wellicht zal er meer schroom zijn bij vrije beroepers om erover te praten. Die schroom wegnemen wordt vast en zeker een uitdaging.”

Spreek je ook uit persoonlijke ervaring over burn-outs? Ben jij al op een muur gebotst?

“Zeg nooit ‘nooit’ natuurlijk, maar ik heb het idee dat ik zeer stressbestendig ben. Ik kan ook goed relativeren, wat helpt tegen een burn-out. In mijn hele professionele leven lag ik nog maar één keer echt wakker van mijn werk. Ik heb geen relatie of kinderen, dat geeft me ook minder druk. 
En ik kan altijd bij vrienden terecht als het even niet goed gaat. Genoeg bewegen helpt me ook. Ik heb wel de gewoonte om veel te sporten.”

Welke sporten beoefen je zoal?

“Dat wisselt. Als tiener heb ik heel veel gezwommen. Tijdens mijn studies Lichamelijke Opvoeding deed ik logischerwijs allerlei sporten. Later deed ik triatlon en daarna crossfit. Nu fiets ik heel veel. Ik heb net nog een nieuwe fiets gekocht.”

Lichamelijke Opvoeding als studie en graag fietsen. We hebben nog zo iemand gehad bij UNIZO, ene Karel Van Eetvelt. Is dit een voorteken?

“Dat weet ik niet (lacht). Ik kijk vooral uit om erin te vliegen en hard te werken. Maar je weet natuurlijk nooit waar je terecht komt. Een paar jaar 
geleden was ik nog brandweerman en nu werk ik voor de vrije beroepen. Het kan plots heel rap veranderen.”

Je hebt inderdaad al veel dingen gedaan. LO, brandweerman, coach bij het Starterslabo, topman bij de scouts en nu bij de Federatie. Een niet voor de hand liggend parcours, toch?

“Voor een buitenstaander zal dat zo lijken, maar voor mij klopt het wel. Toen ik afstudeerde, zag ik een aantal mensen die niet wisten wat ze met het diploma van LO moesten aanvangen. Een paar vrienden deden mee met het ingangsexamen bij de brandweer. Ik wist niet veel over de job, maar heb me ook ingeschreven en liet alles op mij afkomen. Na een paar jaar besefte ik dat ik iets anders wou, maar ik ben wel blij dat ik het gedaan heb. Ik was duiker bij de brandweer en als duiker maak je heel veel mee. Persoonlijke drama’s, werkongevallen, vreselijke dingen. Zoiets houdt je met de voeten op de grond. En helpt je relativeren.” 

Ik wil herinnerd worden als iemand die erin is geslaagd om de meerwaarde van de Federatie bij iedereen duidelijk te maken

Nu heb je het opnieuw over het kunnen relativeren. In een interview in De Tijd las ik dat je je relativeringsvermogen zelfs als één van je grootste troeven beschouwt. 

“Dat is ook zo. En in datzelfde artikel heb je wellicht gelezen dat ik daarnaast mijn leerstoornis als mijn belangrijkste ‘activa’ zie. Ik ben vrij zwaar 
dyslectisch. 

Ik zie bij veel van mijn vrienden dat ze tussen hun 25e en 30e een soort 
tweede puberteit meemaakten. Dat ze zichzelf weer wat moesten zoeken. Bij mij gebeurde die ontwikkeling veel vroeger. In het derde leerjaar 
had ik enorm veel moeite met dictees. Ik moest gewoon veel te lang nadenken over één woord. En tegen dan was de juf al 3 zinnen verder. Ik vond dat heel frustrerend. Maar dat heeft me wel gevormd. Als ik zie hoeveel mensen van zo’n kleine dingen gefrustreerd geraken… Ik kan daar veel beter mee om. Veel heb ik ook te danken aan mijn ouders. Zij hebben nooit druk op mij gelegd. En aan het Eureka Onderwijs in Leuven (school voor kinderen met leerstoornissen, red.). Dankzij die school ben ik op de universiteit geraakt. En heb ik geleerd dat niets onmogelijk is.” 

Dat belooft. Hoe zie je jouw rol eigenlijk als topman bij de Federatie. Hoe wil je later herinnerd worden? 

“Als iemand die erin is geslaagd om de meerwaarde van de Federatie bij iedereen duidelijk te maken. Namelijk de gemeenschappelijke belangen van zo veel beroepen verenigen. Het zoeken naar raakvlakken. En het gaan voor vernieuwing zonder aan de eigenheid van het vrije beroep 
te raken. Dat is voor mij echt de kracht van de Federatie.”

Is een aparte Federatie eigenlijk nog van deze tijd? 

“Dat is een gevaarlijke vraag (lacht). Vandaag zeg ik ‘zeker’. Als de vrije beroepers dit zelf zo aanvoelen, en dat is zo denk ik, dan is een aparte 
Federatie nodig. Het heeft ook te maken met identiteit. Mensen moeten zich in je organisatie herkennen. Vrouwelijke ondernemers hebben ook een aparte werking binnen UNIZO (markant vzw, red.). Anno 2019 zou je 
denken dat dit totaal passé is. Hetzelfde zie je bij de scouts. We hebben afdelingen enkel voor meisjes of enkel voor jongens, of enkel voor mensen met een beperking. Anderen werken dan weer gemengd of inclusief. Je moet gewoon luisteren naar de noden. Maar als je mij diezelfde vraag over een paar jaar stelt, zal ik misschien iets helemaal anders antwoorden.”