Polsslag 2020

Sinds 1993 bundelt de Federatie Vrije Beroepen in haar Polsslag van het vrije beroep jaarlijks het beschikbaar statistisch materiaal over haar doelgroep, met name de zelfstandige vrije en intellectuele beroepen. We nemen dit initiatief om het sociaaleconomisch belang van de vrije en intellectuele beroepen in België en Vlaanderen te onderstrepen, en hieruit gepaste acties en aandachtspunten af te leiden.

Het is duidelijk dat vrouwelijke beroepsbeoefenaars aan een echte opmars bezig zijn

In deze Polsslag 2020 zetten zich een aantal trends, die we eerder reeds vaststelden, duidelijk door. Zij zullen het profiel en sociaaleconomisch gewicht van de vrije en intellectuele beroepen steeds meer beïnvloeden. Het economische beleid dient hiermee rekening te houden. 

Aantal zelfstandige beoefenaars van een vrij en intellectueel beroep 

Eind 2019 waren er in België 359.458 zelfstandige beoefenaars van een vrij beroep actief, op een totaal van 1.145.015 zelfstandigen. De vrije beroepen vertegenwoordigen bijna één derde of 31,39% van het totaal aantal zelfstandigen. Dat is een pak meer dan tien jaar geleden. In 2009 was het aandeel van het vrije beroep goed voor bijna één vierde ofwel
24,40% van het totaal aantal zelfstandigen. Het afgelopen jaar groeide de sector van de vrije beroepen met 5,12%.
De sector van de intellectuele diensten was in 2019 het grootst, met 194.023 beroepsbeoefenaars of 53,98% van het totale aantal vrije beroepen. De zorgsector is de tweede grootste (31,80%). Het afgelopen decennium manifesteerde zich een stijgende trend in de meeste sectoren van het vrije beroep. De sterkste groeiers zijn opnieuw de intellectuele diensten (+ 95,80%), gevolgd door de gezondheidsberoepen (+ 34,95%), de juridische sector (+ 15,95%) en de sector fiscaal bouw (+ 14,82%). In 2019 is meer dan de helft van de vrije beroepers gevestigd in Vlaanderen (58,05%). Drie
op tien is gevestigd in Wallonië (29,25%) en 11,80% van de vrije beroepers is gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

In 2019 waren de mannen nog steeds in de meerderheid tegenover hun vrouwelijke collega’s: 54,75% tegenover 45,25% (ofwel 196.802 mannen tegenover 162.656 vrouwen). Vorig jaar was deze verhouding nog 55,02% tegenover 44,98%.
Het is duidelijk dat vrouwelijke beroepsbeoefenaars aan een echte opmars bezig zijn. Dat wordt des te meer zichtbaar wanneer we het afgelopen decennium in rekening brengen.

De toename van het aantal vrouwelijke vrije beroepers tikt af op 69,86% tegenover 48,66% bij de mannen. In absolute cijfers vertaalt dit percentage zich in +66.897 vrouwen tegenover +64.419 mannen. Opgesplitst naar de aard van de activiteit, wordt het vrije beroep voornamelijk beoefend als hoofdactiviteit (62,45%) en veel minder (28,45%) in bijberoep. Bijna één op tien (9,13%) is nog beroepsactief ondanks het bereiken van de gebruikelijke pensioenleeftijd.

Starters 

In 2019 zijn 126.485 personen gestart in een zelfstandige activiteit, van wie bijna één derde in een vrij beroep (30% of 38.288 personen) zodat het vrije beroep de sector is met het 2e grootste aantal starters.

In 2019 startte meer dan de helft van de vrije beroepers in het Vlaams Gewest (21.805 personen of 56,95%), dat is bijna dubbel zoveel als in het Waals Gewest (27,64% of 10.583 personen). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest startten 5.284 personen in een vrij beroep, ofwel 13,80% van het totaal aantal starters. Deze verhoudingen komen min of meer
overeen met het gemiddeld aantal beoefenaars per gewest.

De man-vrouwverhouding is bij de starters ongeveer gelijk verdeeld. Voor het vijfde jaar op rij startten evenwel net iets meer vrouwen dan mannen in een vrij beroep (51,13 tegenover 48,87%). De helft startte vóór het 35e levensjaar (51,06% of 19.548 personen). De meeste beoefenaars van een vrij beroep startten tussen de leeftijd van 25 tot 35 jaar
(35,94%). Ook de leeftijd van 35 tot 45 jaar is een populair startmoment (24,00%). Er waren 6.215 startende 50-plussers in het vrije beroep. De startersquote – de verhouding tussen het aantal starters en het totaal van de actieve
beroepsbeoefenaars – voor het jaar 2019 bedraagt voor de vrije beroepen 10,65 starters per 100 beroepsbeoefenaars. Hoe hoger de startersquote, hoe groter de instroom. Vorig jaar bedroeg de startersquote nog 9,78.

Stopzettingen 

Met 14.240 stopzettingen of 23,78% van het totaal aantal stopzettingen komt de sector van het vrije beroep op de derde plaats in het aantal stopzettingen. Tegenover 2018 waren er in 2019 0,14% minder stoppers. Het grootste aantal stopzettingen vinden we bij de intellectuele diensten (60,52%) en paramedici (20,21%). De man-vrouwverdeling is bij het aantal stoppers nagenoeg gelijk verdeeld (48,11% tegenover 51,89%). We stellen vast dat het verschil tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke stoppers jaar na jaar kleiner wordt.

Opmerkelijk is het grote aantal stopzettingen bij de 25- tot 45-jarigen. 31,82% stopt tussen de 25 en 35 jaar, 21,69% stopt tussen de 35 en 45 jaar. Op beroepsniveau zien we een grote uitval bij de jonge beroepsbeoefenaars (25-35 jaar) bij de advocaten (63,17%), gerechtsdeurwaarders (54,55%), architecten (53,96%), dierenartsen (59,35%) en paramedici
(40,93%). Een mogelijke verklaring is het groot aantal studenten dat uit de opleiding uitstroomt en dat kort na de stage beslist om te stoppen als zelfstandige.

Tewerkstelling 

In 2019 stelden de vrije beroepen 323.203 werknemers tewerk. In de periode 2009-2019 steeg de tewerkstelling bij de vrije beroepen met 30,77%% (+76.055 werknemers). De toename van de tewerkstelling vertoont zich in alle sectoren. De voorbije 10 jaar deed de grootste groei zich voor in de sector van de overige intellectuele diensten (46,38%). In de
klassieke vrije beroepen deed de grootste groei zich voor in de zorgsector met 23,82%.

Nemen we enkel het voorbije jaar onder de loep, dan noteren we een totale stijging van 3,57% over het hele vrije beroep. Als we de evolutie bekijken over de laatste vijf jaar dan zien we dat alle sectoren een positieve groei optekenen. In de “klassieke” sectoren van het vrije beroep deed de meest beperkte groei zich voor in de juridische sector met 1,15%
of 204 extra arbeidsplaatsen. De grootste groei deed zich voor in de bouwkundige sector met 22,51%, goed voor 7.988 extra arbeidsplaatsen. 

De meerderheid van de werknemers in de sector van de vrije beroepen was in 2019 gesitueerd in het Vlaams Gewest: 184.742 arbeidsplaatsen, ofwel 57,16% van alle arbeidsplaatsen. Op de tweede plaats komt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (73.014 werknemers of 22,59%), op de derde plaats gevolgd door het Waals Gewest met 65.105 werknemers of 20,14%. In 2019 stelden 44.762 vrije beroepsbeoefenaars personeel tewerk. Van de klassieke vrije beroepen was de zorgsector de grootste werkgever. Met 323.203 werknemers en 44.762 werkgevers in het vrije beroep komen we op een
gemiddelde van 7,22 werknemers per werkgever in het vrije beroep.