Polsslag 2022

Sinds 1993 bundelt de Federatie Vrije Beroepen in haar Polsslag van het vrije beroep jaarlijks het beschikbaar statistisch materiaal over haar doelgroep, met name de zelfstandige vrije en intellectuele beroepen. We nemen dit initiatief om het sociaaleconomisch belang van de vrije en intellectuele beroepen in België en Vlaanderen te onderstrepen, en hieruit gepaste acties en aandachtspunten af te leiden.

De vrije beroepen vertegenwoordigen bijna één derde of 32,01% van het totaal aantal zelfstandigen. Dat is een pak meer dan tien jaar geleden. 

In deze Polsslag 2022 zetten zich een aantal trends, die we eerder reeds vaststelden, duidelijk door. Zij zullen het profiel en sociaaleconomisch gewicht van de vrije en intellectuele beroepen steeds meer beïnvloeden. Het economische beleid dient hiermee rekening te houden. 

Aantal zelfstandige beoefenaars van een vrij en intellectueel beroep 

Eind 2021 waren er in België 393.878 zelfstandige beoefenaars van een vrij beroep actief, op een totaal van 1.230.419 zelfstandigen. De vrije beroepen vertegenwoordigen bijna één derde of 32,01% van het totaal aantal zelfstandigen. Dat is een pak meer dan tien jaar geleden. In 2011 was het aandeel van het vrije beroep goed voor bijna één vierde ofwel 25,93% van het totaal aantal zelfstandigen. Het afgelopen jaar groeide de sector van de vrije beroepen met 6,08%. De sector van de intellectuele diensten was in 2021 het grootst, met 201.813 beroepsbeoefenaars of 51,24% van het totale aantal vrije beroepen. De zorgsector is de tweede grootste (32,39%). De voorbije 5 jaar manifesteerde zich een stijgende trend in de meeste sectoren van het vrije beroep. De sterkste groeiers zijn de gezondheidsberoepen (+ 34,05%), gevolgd door de intellectuele diensten (+ 28,74%), de bouw sector (+ 8,04%) en de juridische sector (+ 7,40%). In 2021 is meer dan de helft van de vrije beroepers gevestigd in Vlaanderen (58,05%). Drie op tien is gevestigd in Wallonië (28,91%) en 11,56% van de vrije beroepers is gevestigd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In 2021 waren de mannen nog steeds in de meerderheid tegenover hun vrouwelijke collega’s: 53,95% tegenover 46,05% (ofwel 212.504 mannen tegenover 181.374 vrouwen). Tien jaar geleden was de verhouding nog 57,59% tegenover 42,40%. Het is duidelijk dat vrouwelijke beroepsbeoefenaars aan een echte opmars bezig In absolute cijfers vertaalt dit percentage zich in +74.743 vrouwen tegenover +67.743 mannen. Opgesplitst naar de aard van de activiteit, wordt het vrije beroep voornamelijk beoefend als hoofdactiviteit (61,47%) en veel minder (28,97%) in bijberoep. Bijna één op tien (9,56%) is nog beroepsactief ondanks het bereiken van de gebruikelijke pensioenleeftijd. 

Starters 

In 2021 zijn 127.976 personen gestart in een zelfstandige activiteit, van wie bijna één derde in een vrij beroep (30,82% of 39.448 personen) zodat het vrije beroep de sector is met het grootste aantal starters. In 2021 startte meer dan de helft van de vrije beroepers in het Vlaams Gewest (23.591 personen of 59,80%), datis bijna dubbel zoveel als in het Waals Gewest(25,50% of 10.061 personen). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest startten 5.286 personen in een vrij beroep, ofwel 13,40% van het totaal aantal starters. Deze verhoudingen komen min of meer overeen met het gemiddeld aantal beoefenaars per gewest. De man-vrouwverhouding is bij de starters ongeveer gelijk verdeeld. Voor het vijfde jaar op rij startten evenwel net iets meer vrouwen dan mannen in een vrij beroep (52,94% tegenover 47,06% mannen). De helft startte vóór het 35e levensjaar (52,55% of 20.729 personen). De meeste beoefenaars van een vrij beroep startten tussen de leeftijd van 25 tot 35 jaar (37,45%). Ook de leeftijd van 35 tot 45 jaar is een populair startmoment (23,97%). Er waren 6.081 startende 50-plussers in het vrije beroep. De startersquote – de verhouding tussen het aantal starters en het totaal van de actieve beroepsbeoefenaars – voor het jaar 2021 bedraagt voor de vrije beroepen 9,98 per 100 beroepsbeoefenaars. Hoe hoger de startersquote, hoe groter de instroom. Vorig jaar bedroeg de startersquote nog 10,65.

Stopzettingen 

Met 13.335 stopzettingen of 25,46% van het totaal aantal stopzettingen komt de sector van het vrije beroep op de derde plaats in het aantal stopzettingen. Tegenover 2020 waren er in 2021 5,72% meer stoppers wat een groot verschil is met de voorbije 5 jaar. Het grootste aantal stopzettingen vinden we bij de intellectuele diensten (55,42%) en paramedici (20,98%). De man-vrouwverdeling is bij het aantal stoppers nagenoeg gelijk verdeeld (47,43% tegenover 52,47%). We stellen vast dat het verschil tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke stoppers jaar na jaar kleiner wordt. Opmerkelijk is het grote aantal stopzettingen bij de 25- tot 45-jarigen. 31,32% stopt tussen de 25 en 35 jaar, 19,68% stopt tussen de 35 en 45 jaar. Op beroepsniveau zien we een grote uitval bij de jonge beroepsbeoefenaars (25-35 jaar) bij de advocaten (61,29%), architecten (45,54%), dierenartsen (48,45%) en paramedici (42,17%) artsen (28,14%). Een mogelijke verklaring is het groot aantal studenten dat uit de opleiding uitstroomt en dat kort na de stage beslist om te stoppen als zelfstandige. 

Tewerkstelling 

In 2021 stelden de vrije beroepen 342.002 werknemers tewerk. In de periode 2011-2021 steeg de tewerkstelling bij de vrije beroepen met 32,48%% (+83.845 werknemers). De toename van de tewerkstelling vertoont zich in alle sectoren. De voorbije 10 jaar deed de grootste groei zich voor in de sector van de overige intellectuele diensten (44,69%). In de klassieke vrije beroepen deed de grootste groei zich voor in de zorgsector met 21,83%. Nemen we enkel het voorbije jaar onder de loep, dan noteren we een totale stijging van 4,90% over het hele vrije beroep. Als we de evolutie bekijken over de laatste vijf jaar dan zien we dat alle sectoren een positieve groei optekenen. In de “klassieke” sectoren van het vrije beroep deed er zich een daling voor in de juridische sector van -1,03% of 185 arbeidsplaatsen minder. De grootste groei deed zich voor in de bouwkundige sector met 24,62%, goed voor 9.165 extra arbeidsplaatsen. De meerderheid van de werknemers in de sector van de vrije beroepen was in 2021 gesitueerd in het Vlaams Gewest: 195.065 arbeidsplaatsen, ofwel 57,14% van alle arbeidsplaatsen. Op de tweede plaats komt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (77.684 werknemers of 22,76%), op de derde plaats gevolgd door het Waals Gewest met 68.636 werknemers of 20,11%. In 2021 stelden 46.176 vrije beroepsbeoefenaars personeel tewerk. Van de klassieke vrije beroepen was de zorgsector de grootste werkgever. Met 342.002 werknemers en 46.176 werkgevers in het vrije beroep komen we op een gemiddelde van 7,40 werknemers per werkgever in het vrije beroep.

-

Sinds 1993 bundelt de Federatie Vrije Beroepen in haar Polsslag van het vrije beroep jaarlijks het beschikbare statistische materiaal met betrekking tot haar doelgroep, met name de zelfstandige vrije beroepen.