"Het verdienmodel moet ook mee evolueren"

Op initiatief van het Netwerk Zelfstandige Zorgverstrekkers (NZZ) van de Federatie Vrije Beroepen gingen onze zorgberoepen dit voorjaar tijdens hun “mutuaaltijden” in dialoog met vijf grote mutualiteiten tijdens evenveel lunchgesprekken.  We voelen Hilde Deneyer en Stefaan Hanson, respectievelijk voorzitter en ondervoorzitter van het NZZ, en moderator en VRT-journalist Chris De Nijs in dit interview aan de tand over enkele van de thema’s die bij regelmaat aan bod kwamen.  

Help, handen tekort! 

We gaan bij ons reflectiemoment van start met een open doelkans, want net als in veel andere sectoren kampt ook de zorg met een tekort aan personeel en mensen. Zeker in woonzorgcentra en ziekenhuizen, maar ook een nieuwe huisarts of tandarts vinden, wordt steeds vaker een uitdaging.   

“Tijdens de gesprekken met de ziekenfondsen ging het vaak over het tekort aan verpleegkundigen, start Hilde onze babbel, “maar we zien binnen ons netwerk bij alle (elf, nvdr.) zorgberoepen toch diezelfde nood aan mensen. Er zijn op zich wel voldoende gediplomeerde zorgverstrekkers, vind ik, maar het grote probleem is dat niet elke afgestudeerde ook in de zorg gaat werken. Na de coronacrisis kampten we ook nog eens met een grote vlucht uit de sector. De redenen kennen we: door de grote werkdruk, het gebrek aan erkenning en de lage lonen zijn de zorgberoepen momenteel niet aantrekkelijk genoeg. Daar moeten we toch echt iets aan veranderen. Er zijn heel wat uitdagingen die we het hoofd moeten bieden; meer handen in de zorg zijn absoluut nodig.” 

Chris, moderator van dienst tijdens alle mutuaaltijden, ziet nog een andere reden: “Bovendien is er ook een verschuiving in het aantal uren dat mensen willen werken. De work-life balance zit anders dan vroeger. Een jonge dokter klopt vandaag geen 70 uur per week meer zoals veel voorgangers van de vorige generatie dat wel nog deden. Er zijn vandaag dus ook meer handen nodig om hetzelfde werk te doen. Het valt op dat zowel mutualiteiten als zorgberoepen taakuitzuivering of taakafsplitsing als een manier zien om het personeelstekort op te lossen.”  

“Ik volg dat wel”, pikt Hilde in. “Het hertekenen van de taakinvulling is zeker nodig. Een zorgberoeper hoeft zich niet bezig te houden met taken die ook anderen kwalitatief kunnen uitvoeren. Zo hebben we tijd voor wat voor de zorgberoeper, én patiënt, echt telt: de zorg zelf”.  

Over het takenpakket in de zorg doken tijdens de dialoogmiddagen vaak interessante discussies op. Zorgverstrekkers moeten er duidelijk steeds meer taken bijnemen, waarvoor ze ook niet altijd vergoed worden. Denk maar aan de verwachtingen rond preventie en data-uitwisseling die zowel overheid als ziekenfondsen koesteren. 

“De ziekenfondsen staan meer positief tegenover die taakafsplitsing naar lager gekwalificeerden. Voor de zorgberoepen zelf is het soms een moeilijke spreidstand, merkte ik toch op”, stelt Chris. “Iedereen is principieel akkoord, tot het over hun eigen beroepsgroep gaat. Maar er is bij zorgverstrekkers ook terughoudendheid als het gaat over het weghalen van taken die nu een zekere inkomenszekerheid geven. Zo vullen zelfstandig verpleegkundigen nu soms ook de tekorten in woonzorgcentra op.” 

Stefaan: “We zien inderdaad dat de commerciële spelers in de woonzorgcentra daar sterk op inspelen. Maar, misschien ook dit: bij een tandartspraktijk weet je soms niet eens of je door een tandarts, tandartsassistent of een mondhygiënist wordt behandeld. Daar moet volgens mij ook meer duidelijkheid over zijn. We zijn dus voorstander van taakuitzuivering, maar dan wel in combinatie met aandacht voor de kwaliteit én transparantie. En daar is toch een duidelijk kwaliteitskader voor nodig. Een verlies aan kwaliteit bij de zorg kunnen we missen als kiespijn.” 

Hilde: “Dat de focus nu meer op gezondheid ligt dan op ziekte is absoluut terecht. We moeten er inderdaad naar streven om mensen zo lang mogelijk zo gezond mogelijk te houden. Maar de inspanningen die daarvoor nodig zijn, zitten niet vervat in de bestaande nomenclaturen. Dus ook het vergoedingsmodel moet mee evolueren. De pilootprojecten “new deal” bij huisartsen en verpleegkundigen kunnen een inspiratie zijn voor de andere zorgberoepen.” 

We moeten ernaar streven om mensen zo lang mogelijk zo gezond mogelijk te houden, maar dan moet het vergoedingsmodel mee evolueren.

Hilde Deneyer 

Meer studenten nodig 

Door de negatieve perceptie waarmee de zorgsector kampt, kiezen vandaag te weinig mensen voor een opleiding tot, of het beroep van, zorgverlener. Tijdens onze lunchmiddagen bleken ziekenfondsen en zorgberoepen het daar wel over eens: er zijn meer studenten nodig. In sommige opleidingen, zoals in de verpleegkunde, daalt het aantal studenten zelfs.  

Ook Hilde uit hierover tijdens onze babbel haar bezorgdheid. “Ook bij de apothekers zien we een dalende trend bij de studenten, in combinatie met een grote uitstroom uit het beroep. Ook daar lijkt de deur wagenwijd open te staan. We staan dus voor de maatschappelijke uitdaging om werken in de zorg opnieuw aantrekkelijk te maken. Dat kan door jonge mensen te sensibiliseren, bijvoorbeeld via een sociale stage in het secundair onderwijs. Daar kunnen we samen met de ziekenfondsen en de Vlaamse Zorgambassadeur werk van maken.” 

“Blijft wel dat een betere vergoeding volgens de zorgberoepen dé manier is om het beroep aantrekkelijker te maken. Zeker om de vergelijking met andere sectoren te doorstaan.”, vindt Chris. “Bovendien, vroeger speelde de werkzekerheid van de zorgsector mee in de studiekeuze, maar door de algemene krapte op de arbeidsmarkt ben je vandaag met de meeste andere opleidingen ook zeker van werk. Én kan je er vaak ook meer verdienen.” 

Is het gezien deze personeelstekorten dan niet absurd om de toegang tot sommige zorgberoepen via een contingentering, bijvoorbeeld voor arts of tandarts, te beperken, vroegen we ons af?  

Chris De Nijs

Chris: “Het valt mij alvast op dat de onafhankelijke ziekenfondsen resoluut pleiten voor de afschaffing van de contingenten voor artsen en tandartsen. Zij willen die opleidingen breed openstellen, omdat we iedereen nodig hebben. En dan hoeven we ook geen hoogopgeleiden uit het buitenland weg te trekken. CM en Solidaris blijken dan weer voorstander om de toegang tot het beroep beter af te stemmen op de reële noden.” 

Stefaan: “De beroepen die een contingentering hebben, pleiten alvast voor het behoud ervan. Langetermijnplanning van vraag en aanbod in de zorg is volgens mij daar de juiste richting voor. Het aantal zorgverleners dat je nodig hebt - en dus opleidt - moet inderdaad nauwkeuriger afgestemd worden op de maatschappelijke behoeften op korte én langere termijn.”  

“Volg ik helemaal, Stefaan”, vult Hilde aan. “Mensen leven steeds langer. Volgens recente cijfers van de CM zal het aantal 80-plussers tegen 2050 zelfs verdubbelen. Maar wat nadien? Wendbaarheid rond de vraag en het aanbod, zoals Stefaan ook aanwijst, zijn cruciaal.” 

Cappuccino, een olifant en een ruwe diamant 

Het kwam al enkele keren aan bod tijdens deze nabeschouwing, en ook tijdens de mutuaaltijden zelf was het vaak de olifant in de kamer: de vergoeding van de zorgverlener, waaraan uiteraard ook het debat rond de conventionering kleeft. 

Iedereen aan tafel, zowel tijdens de lunchdialogen als nu, lijkt het er wel over eens dat een degelijke verloning nodig is om het beroep van zorgverlener aantrekkelijk te maken. Maar hoe moet zo’n verloning er dan uitzien? En hoe valt dat te rijmen met de steeds stijgende kosten voor de gezondheidszorg?  

Chris “De drie grote ziekenfondsen (CM, Solidaris en het LOZ, nvdr.) lijken gewonnen voor een gemengd systeem waarbij naast de prestatievergoeding ook forfaitaire vergoedingen worden voorzien. CM en Solidaris zijn daarin het duidelijkst, vind ik: zij pleiten voor zowel een patiëntentoelage als een algemene toelage voor de praktijkondersteuning, en dat in combinatie met de prestatievergoeding. We noemen dat ook het cappuccino-model, een vergoeding in laagjes. Zoiets bestaat nu al voor de huisartsen en apothekers, maar kan worden toegepast op alle zorgberoepen.”

Sommige mutualiteiten pleiten duidelijk voor een vergoeding in laagjes. We noemen dat ook het cappuccino-model.

Chris De Nijs 

“Maar we moeten dan wel de torenhoge administratieve eisen vermijden die de ziekenfondsen vragen als bewijs voor het verkrijgen van die vergoedingen”, vindt Hilde. “Voor elke prestatie moeten we nu bewijs leveren. En dat is op termijn ook niet haalbaar meer.” 

“Ook ik merk bij de collega’s een grote frustratie over de administratie en de opgelegde systemen van E-Health en al zijn toepassingen die regelmatig uitvallen”, geeft Stefaan mee. “Dat wekt veel frustratie op. We hebben nood aan systemen die werken en waarvan we de meerwaarde ervaren. Het middel kan niet erger zijn dan de kwaal.” 

Hilde: “Het fundamenteel probleem is dat we zorgverleners betalen op basis van het aantal zieken die ze behandelen, en niet op basis van het aantal ziekten die ze voorkomen. Als zorgverlener krijgen we de tijd die we aan preventie spenderen ook niet vergoed. Neem bijvoorbeeld de problematiek van mentaal welzijn. Er zijn massaal veel mensen in burn-out, maar de organisatie en financiering van de zorgverlening is daar niet op aangepast. Nochtans, op basis van hun patiëntendossier kan je bepaalde groepen meer gericht aanspreken en opvolgen. Zorgverstrekkers kunnen daar een rol in spelen.” 

Als het over verloning gaat, gaat het natuurlijk ook over de zogenaamde “conventionering”. Voor de lezer die daarmee onbekend is: dat betekent dat ziekenfondsen en zorgverstrekkers tarieven overeenkomen. Zorgverstrekkers kunnen met deze tarieven instemmen, en zich dus “conventioneren”. 

Tijdens de mutuaaltijden kwam uiteraard ook nu en dan de conventionering aan bod. Het was steevast toch wat de olifant in de kamer. Paul Callewaert van Solidaris zag het als een ruwe diamant die bijgeslepen moet worden, maar die je niet uit handen geeft. 

Maar, steeds meer zorgverstrekkers lijken zich niet te conventioneren, of zelfs te deconventioneren. En die tendens zet dan op haar beurt het hele systeem van conventie onder druk. Voor CM is de weg van conventie nochtans de beste garantie voor de brede toegankelijkheid van de gezondheidszorg. Het LOZ vindt dan weer dat conventies zich moeten beperken tot prijsafspraken en niet moet gaan over de organisatie van de zorg. 

“Al spreekt het LOZ zichzelf wel tegen”, pikt Chris hierop in. “Want ze vinden ook dat er geschaafd moet worden aan het verbod op supplementen in de ambulante zorg voor mensen met een verhoogde tegemoetkoming. Omdat er nu te veel mensen met een verhoogde tegemoetkoming eigenlijk best een goed inkomen hebben. Dat gaat verder dan pure prijsafspraken. Dan hebben ze het dus wel degelijk over de organisatie van de zorg en de toegangscriteria.” 

Er is vanuit de zorgberoepen duidelijk best veel bezorgdheid over de conventietarieven. “Als je alle kosten voor een kwalitatieve praktijk in rekening brengt, kom je met de huidige tarieven vandaag soms gewoon niet meer rond”, stelt Stefaan het scherp. “Dat kan toch ook de bedoeling niet zijn. Dat zorgt er dan natuurlijk voor dat steeds meer zelfstandige zorgverstrekkers, eigenlijk zelfs noodgedwongen, deconventioneren. Daarom pleiten de zorgberoepen al jaren voor een aanpassing van het conventiesysteem, en dat is ook écht wel in het belang van de patiënt.” 

Hilde: “Laat ons ook niet vergeten dat bepaalde zorgberoepen nog steeds geen conventie hebben. Het is voor ons als netwerk dan ook een vereiste dat alle zorgberoepen erkend worden en ook een conventie kunnen afsluiten. Maar evenzeer dat de honoraria voor sommige zorgberoepen omhooggaan.” 

Wie zal dat betalen? 

Tijdens de mutuaaltijden waren zowel de ziekenfondsen als de zorgberoepen het erover eens dat het budget voor gezondheidszorg zal moeten stijgen. Als mensen langer leven, doet dat de uitgaven ook exponentieel groeien.  

Chris: “De meeste ziekenfondsen zijn geen voorstander van een rem op de groeinorm. Iedereen beseft dat er extra middelen nodig zijn. De uitgaven voor de gezondheidszorg bedragen nu 38 miljard per jaar. Het LOZ gaat er van uit dat de jaarlijkse groeimarge van 2,5% niet voldoende is om de stijgende kosten te dragen. Het VNZ denkt dat het overhevelen van de gezondheidszorg naar Vlaanderen een flinke besparing zou opleveren. Maar dat is verre van zeker. Zo groeien de zorgnoden door de vergrijzing sterker in Vlaanderen. Bovendien zou een splitsing enkel kunnen na een compromis waarbij Vlaanderen nog jarenlang solidair zal moeten bijdragen aan de Waalse en Brusselse ziekteverzekering.” 

“Toch moet het debat ook gaan over hoe we de gezondheidszorg best organiseren.”, vult Stefaan meteen aan. “Blijf je vasthouden aan een federale financieringsstructuur? Dat moeten we toch uitdokteren.” 

Chris: “Waar de ziekenfondsen alvast wel op één lijn zitten: als de jaarlijkse groeimarge al zou stijgen, moet dat vooral dienen om de zorg in stand te houden, om het aantal prestaties op peil te houden. Geen enkel ziekenfonds garandeert dat er op korte termijn meer geld voor een betere verloning van de zorgverstrekkers zal zijn. Dat zou nochtans helpen om een carrière in de zorg opnieuw aantrekkelijk te maken.”

Het debat moet ook gaan over hoe we de gezondheidszorg in de toekomst blijven organiseren. Blijven we vasthouden aan de federale financieringsstructuur?

Stefaan Hanson 

Hilde: “Dat is de bredere discussie over de financiering van de hele gezondheidszorg. Waar willen we als maatschappij dat de middelen prioritair naar toe gaan? Finaal is het de politiek die beslist, en de rug zal moeten rechten, maar zowel de zorgberoepen als de ziekenfondsen zitten mee aan de federale onderhandelingstafel. Organisatie van de eerstelijnszorg en preventie is dan weer regionale bevoegdheid. Bilaterale gesprekken kunnen leiden tot asymmetrische akkoorden. Als zorgverstrekkers zijn we alvast vragende partij voor dialoog en samenwerking op alle niveaus.” 

Chris: “Tegelijkertijd groeit het besef dat je niet alles en iedereen eindeloos kunt blijven behandelen. Als de middelen beperkt zijn is een vorm van selectie onvermijdelijk. Welke zorg verstrek je nog aan wie en tot hoelang? De recente standpunten van CM in de media daarover hebben het debat alvast geopend. Maar ook van Jürgen Constant van het VNZ begreep ik dat de sociale zekerheid een vangnet, maar geen hangmat moet zijn. Er gaan keuzes gemaakt moeten worden, en de mutualiteiten hebben dit alvast duidelijk gemaakt: dat gebeurt best in dialoog tussen zorgberoepen, ziekenfondsen en overheid.” 

Hilde: “Als zorgverstrekkers krijgen we constant de boodschap dat we moeten samenwerken. Met de Federatie Vrije Beroepen, en het Netwerk Zelfstandige Zorgverstrekkers daarin, geven we alvast het goede voorbeeld, vind ik. We roepen de verschillende overheden en mutualiteiten dan ook op om een geïntegreerde samenwerking verder te faciliteren. En die structureel te maken, zodat we alle evoluties op de voet kunnen volgen.”

Wie of wat is het "Netwerk Zelfstandige Zorgverstrekkers"? 

Het NZZ van de Federatie Vrije Beroepen bundelt alle zorgberoepen van de organisaties die lid bij haar zijn. 

Dit interview verscheen in ons magazine De Vrije Beroeper